zaterdag 24 oktober 2015

Luisteropdracht

Voor muziek heb ik de opdracht gekregen om een luisteropdracht te maken die geschikt is voor de bovenbouw. Het muziekstuk dat ik bij deze opdracht heb gebruikt is 'Freedom' van Pharrel Williams.


Om deze luisteropdracht te maken heb ik het stappenplan uit het lesboek Nieuw Geluid gebruikt: 

  1. Luister naar het muziekstuk dat je wilt gebruiken en focus inhoudelijk op de diverse kwaliteitscriteria. Ga op zoek naar betekenis, vorm, klankaspecten en bepaal welke luisterstijlen gestimuleerd worden.
Door te luisteren naar dit muziekstuk wordt zowel de analytische- als de creatieve luisterstijl gestimuleerd. De analytische luisterstijl wordt gestimuleerd, omdat de kinderen het lied gaan analyseren op betekenis, vorm en klankaspecten. Daarnaast wordt de creatieve leerstijl gestimuleerd, omdat kinderen na dit lied kort opschrijven wat voor gevoel het lied bij hen oproept. 

  2. Vraag je af hoe kinderen luisteren en wat je kinderen kunt laten ontdekken met dit muziekstuk.
De kinderen moeten aandachtig en geconcentreerd luisteren om de verschillende aspecten te kunnen horen. De verschillende aspecten die aan bod zullen komen zijn instrumenten, hoogtes, betekenis en verschillende muziekdelen. Kinderen ontdekken hierdoor dus verschillende instrumenten, harde en zachte toonhoogtes, wat het muziekstuk inhoudt en het verschil tussen couplet en refrein.

  3.  Bepaal welke opdrachten je wilt koppelen aan het stuk
Vraag 1. Wat voor stemmen hoor je?  
Vraag 2. Welke instrumenten worden er gebruikt?
Vraag 3. Welke lichaamsdelen worden gebruikt om muziek te maken?
Vraag 4. Zijn de toonhoogtes in dit lied hard of zacht? Of allebei?
Vraag 5. Heeft het lied een snel of langzaam tempo? Of allebei?
Vraag 6. We luisteren het lied nog een keer. Noteer een A als je een couplet hoort en een B als je het refrein hoort.
Vraag 7. Waar gaat het lied over denk je?
Vraag 8. Welk woord wordt er herhaaldelijk gezongen in het refrein?
Vraag 9. Schrijf in een paar zinnen op wat voor gevoel dit lied bij je opwekt (maximaal 5 zinnen).  

 4. Beschrijf wat de kinderen doen (analyseren, bewegen, lezen, noteren, creëren, musiceren, etc.)
De kinderen analyseren het lied, omdat ze goed moeten luisteren naar de muziek om de verschillende vragen te kunnen beantwoorden. Daarnaast noteren ze een A als ze een couplet horen en B als ze een refrein horen. Als laatste stap creëren ze een kort verhaal dat gaat over het gevoel dat dit lied bij hen opwekt.

  5. Kies een didactische werkvorm voor de activiteit
De didactische werkvorm die hier gebruikt wordt, is noteren. In deze werkvorm wordt gebruik gemaakt van gesloten vragen, openvragen, schrijven en van het maken van een vormschema.

  6.  Bekijk of je gebruik kunt maken van coöperatief leren
De kinderen mogen in tweetallen hun vormschema bespreken en zo nodig aanpassen. Daarna mogen ze in hun groepje vertellen wat voor gevoel dit lied bij hen opwekt.

  7. Zorg voor een verrassende opening van de opdracht
Zelf een gedicht maken of zoeken over dit lied en dit voorafgaand voordragen aan de kinderen. Hiermee probeer ik de betrokkenheid, de motivatie en inspiratie van het kind te prikkelen. Daarnaast probeer ik hiermee ook duidelijk te maken wat het thema van het lied is.

Dit is het gedicht dat ik zal voordragen:

Wat is vrijheid?

Vrijheid is het mooiste wat er is
Dromen ontlenen wij eraan
Momenten om alles te vergeten
En om zo lekker te genieten van de vrijheid
           
Vrijheid wordt getoond door blijheid
Vrijheid van meningsuiting,
Zonder aarzeling

Wij mogen iedere dag, ja iedere dag blij zijn.
Blij zijn met het feit dat wij in vrijheid leven.
Want vrijheid is belangrijk en iedereen heeft dit nodig!

  8. Bepaal hoe je de opdracht wilt nabespreken. 
Ik wil de opdracht nabespreken door op een interactieve manier de vragen met de kinderen te bespreken, willekeurige kinderen krijgen de beurt. Ook krijgen verschillende kinderen de beurt om hun verhaaltje voor te lezen aan de rest van de klas. Daarna wil ik nog napraten over het onderwerp vrijheid.

  9. Laat, voor je in de praktijk aan de slag gaat, een willekeurig iemand diezelfde opdracht doen. Bekijk of je de opdracht moet aanpassen. Bespreek je bevindingen met de ander.
Ik heb deze opdracht  met mijn zusje, Davina uitgevoerd. Zij is 10 jaar en zit in groep 8.  Dit heb ik gedaan door eerst het gedicht voor te lezen en haar daarna de vragen goed te laten lezen. Vervolgens heb ik het muziekstuk twee keer laten horen. Vraag 1, 3, 4, 5, 6 en 9 gingen goed. De rest van de vragen waren moeilijk. Mede omdat de tekst in het Engels was en ze nog niet zoveel Engels heeft gehad op school. Daardoor wist ze niet zo goed waar het lied over ging. Verder vond ze vraag 2 moeilijk, omdat er zo veel verschillende instrumenten inzitten.

  10. Pas naar aanleiding van je bevindingen de opdracht eventueel aan.
Naar aanleiding van deze bevindingen zou ik de volgende keer vraag 2 aanpassen en vraag 8 weglaten. Vraag 5 zou ik duidelijker maken door te zeggen dat het lied dat we gaan luisteren hetzelfde thema heeft als het gedicht dat ik voorlas.
Vraag 2 zou ik duidelijker maken door ze te laten kiezen uit instrumenten. Deze zou er dan als volgt uitzien:
Vraag 2: Benoem 2 instrumenten die je hoort. Kies uit elektrische gitaar, keyboard, drums of viool.


Bij deze opdracht heb ik feedback gevraagd aan een medestudent, Marieke Janssen. Haar feedback is als volgt:

Na het lezen van de opdrachten voor de leerlingen vond ik sommige opdrachten wat lastig. Na het uitvoeren van de opdracht met je zusje heb je deze zelf al aangepast. Het niveau van de vragen is naar mijn mening nu helemaal goed. 

Vraag 4 zou ik wat anders formuleren: zijn de toonhoogtes hard of zacht? Als het gaat om toonhoogtes, denk ik aan hoog of laag en niet aan hard of zacht. Misschien kun je deze vraag opsplitsen?

Het is een populair liedje, ik denk dat dit ervoor zorgt dat de leerlingen de opdracht leuk vinden. 

Ook vind ik het leuk dat de leerlingen niet alles alleen moeten doen. Door afwisseling aan te brengen in de groepssamenstelling kunnen de leerlingen ook van elkaar leren. 



Na het krijgen van haar feedback zou ik vraag 4 aanpassen en opsplitsen in twee vragen. De verbeterde opdracht ziet er dan als volgt uit:


Vraag 1. Wat voor stemmen hoor je?  
Vraag 2. Benoem 2 instrumenten die je hoort. Kies uit elektrische gitaar, keyboard, drums of viool.
Vraag 3. Welke lichaamsdelen worden gebruikt om muziek te maken?
Vraag 4. Zijn de toonhoogtes in dit lied hoog of laag? Of allebei? 
Vraag 5. Klinken deze toonhoogtes hard of zacht? Of allebei?
Vraag 6. Heeft het lied een snel of langzaam tempo? Of allebei?
Vraag 7. We luisteren het lied nog een keer. Noteer een A als je een couplet hoort en een B als je het refrein hoort.
Vraag 8. Waar gaat het lied over denk je?
Vraag 9. Schrijf in een paar zinnen op wat voor gevoel dit lied bij je opwekt (maximaal 5 zinnen).  



Tijdens mijn stagedag van 29 oktober heb ik deze opdracht in mijn stageklas uitgevoerd. Ik had maar een half uur de tijd voor deze les, dus ik heb vraag 7 weggelaten. Dit bleek een goede keuze te zijn, want toen ik de opdracht met mijn praktijkopleider besprak, bleek dat de meeste kinderen in de klas niet weten wat een vormschema is. Als ik deze vraag wel had willen doen, had ik dit eerst moeten uitleggen.


Mijn stageklas vond de opdracht heel erg leuk en ze konden hem goed maken. Ze vonden hem niet te makkelijk, maar ook zeker niet te moeilijk. Wel hadden ze liever gewild, dat ze bij vraag 2 nog meer opties mochten opschrijven, omdat ze meer dan twee instrumenten hoorden. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten